Het was op een gegeven moment dat de Meubelmaker de opdracht kreeg waarvoor hij zijn hele leven getraind had. De opdrachtgever was met een delegatie wijze mannen zijn werkplaats binnengekomen, en had uitgelegd wat hij wilde, hoe hij het wilde, en wanneer hij het wilde hebben. Hij moet een heel belangrijk persoon zijn geweest, want de leden van zijn delegatie knikten bij elk woord instemmend en streken beminnend door hun baarden. De groep stond in een halve cirkel om de opdrachtgever en de Meubelmaker heen, die met zijn rug tegen zijn werkbank geleund stond en pas kon spreken toen de opdrachtgever zijn verzoek voltooid had.
“Mijnheer,” begon de Meubelmaker, “ik ben degene die het brood op tafel brengt in mijn familie, en ik wil graag mijn kinderen nog naar school sturen. Kan deze opdracht, die mijn laatste zal zijn, niet verzet worden?”
Uit de halve cirkel van wijze mannen stapte er één naar voren die iets in het oor van de opdrachtgever fluisterde. Toen de oude man klaar was stapte hij terug naar achteren en begon de opdrachtgever weer met spreken. De opdrachtgever liet blijken dat hij begrip had, maar hij kon niets aan de situatie veranderen.
Na hun vertrek ging de Meubelmaker meteen aan de slag. Hij stuurde zijn loopjongen weg met een hele waslijst aan taken: allereerst ging de loopjongen langs bij zijn vrouw en kinderen, die op de hoogte gebracht werden van de ernst van de opdracht; vervolgens ging de loopjongen naar de markt om brood te halen, een homp kaas, en een kruikje bier; met dit alles over zijn schouders geslingerd kwam de loopjongen aan bij de houthakker, bij wie hij een bestelling deed voor het materiaal.
“Geef mij je beste hout, de meubelmaker werkt aan zijn laatste opdracht.”
De voorste houthakker liep meteen door naar achteren en kwam terug met wat monsters. De loopjongen bekeek de houtstukken en koos er een paar uit. Hij was al een tijdje in dienst bij de Meubelmaker, en wist hoe je kon zien wat de beste kwaliteit hout was. Stiekem hoopte de loopjongen dat hij later ook meubelmaker zou kunnen worden. De houthakker riep zijn zoons en maande ze de bestelling weg te brengen. Een dikke en een dunne houthakkerszoon, ongeveer zo oud als de loopjongen, kwamen aangehold en laadden hout op een kleine kar, die ze met grote vaart wegreden. Nu ging ook de loopjongen weer op weg naar de werkplaats, en toen hij aankwam waren de dikke en de dunne het hout reeds aan het uitladen. De Meubelmaker inspecteerde het hout en knikte.
“Goed werk, jongen.” En hij gaf hem een rijksdaalder. “Ga nu maar naar huis.”
“Maar ik wil blijven,” riep de loopjongen.
“Nee, dit werk is niet voor loopjongens of pottenkijkers. Scheer je weg.”
De loopjongen droop teleurgesteld af. Nu kon de Meubelmaker in alle rust werken. De bouwtekening lag voor hem en ook zijn gereedschappen en de verbindings- en afwerkingsmaterialen die hij verwachtte nodig te hebben. Hij had proeven gemaakt van verschillende combinaties van kleuren hout en lak en hars, die zich nu in diverse stadia van opdroging en uitharding bevonden. Hoewel de Meubelmaker al van jongs af aan wist dat deze opdracht eraan zat te komen, en hij het proces tot in de kleinste details kende en inmiddels kon dromen, waren er een aantal dingen die je niet vooraf al kon beslissen. Deze dingen moesten bepaald worden aan de hand van factoren zoals de temperatuur en luchtvochtigheid op de dag dat het werk werd opgeleverd, de hoeveelheid toeschouwers, het karakter van de opdrachtgever, en zelfs het uiterlijk van de beoogde gebruiker van het object. Naarmate de Meubelmaker vorderde in het proces, zou steeds vaster komen te liggen hoe het eruit moest komen te zien.
Achter het gordijn, helemaal in de alkoof van zijn werkplaats, stond een klein tafeltje waar de loopjongen de boodschappen gestald had, en zo nu en dan liep de Meubelmaker naar achteren om een slok bier te nemen, of een stukje brood of kaas. Ook stond er op de haard een ketel met linzenpap, die al sinds het begin van zijn aantreden hier opstond, en steeds aangevuld werd als hij bijna opraakte. Wanneer het buiten donker werd, en het schijnsel van het vuur te zwak was om te werken, ging de Meubelmaker even liggen op het stromatje naast de haard, waar hij wachtte tot de zon weer opkwam. Terwijl hij lag dacht hij na over zijn werkstuk, dat onder zijn handen was begonnen te groeien. Hij wreef dan met zijn vingers over elkaar, alsof hij zijn eeltplekken glad wilde strijken, en kneep soms zijn ogen dicht alsof hij in zijn geheugen een bepaald geheim probeerde op te rakelen dat hij daar ooit verstopt had. Zo werkte hij drie dagen en drie nachten lang door. Op de ochtend van levering was hij klaar.
De opdrachtgever was met een delegatie soldaten de werkplaats binnengekomen en had het resultaat bekeken. Pas later zou de man komen die het zou ophalen en naar de gewenste bestemming zou brengen. De Meubelmaker wachtte geduldig. Het was nog heel donker en vroeg in de ochtend toen de opdrachtgever zijn goedkeuring had gegeven. Nu werd het toch al bijna middag. De Meubelmaker stond buiten en had gezien hoe de zon was opgekomen en langzaam de lucht besteeg. Hij had de tijd om na te denken. Hoewel hij drie nachten niet geslapen had, was hij niet moe.
“Na dit werk is het voor mij afgelopen als meubelmaker. Wat moet ik dan met de verdere rest van mijn leven?”
De Meubelmaker leunde tegen de muur van zijn werkplaats en zuchtte diep. Hij vroeg zich af of hij genoeg geld zou hebben om voor zijn vrouw en kinderen te zorgen. Hij had ze nu al drie dagen en drie nachten niet gezien en besefte hoezeer hij ze miste.
Hij had niet gemerkt dat er een man de hoek om was komen lopen, en schrok op toen de man sprak: “Is dit het?”
In alle ernst wist de Meubelmaker niet wat hij moest antwoorden. Maar hij kon nog net het begin maken van een knikje. De man zei verder niets en liep naar het object. De Meubelmaker moest toegeven: het was zijn beste werk. Hij keek toe hoe de man het ding bekeek en met zijn handen langs het hout streek. Toen pakte de man het kruis op, hij tilde eerst de onderkant op en trok het van de werkbank waar hij het liet neervallen op het zand. Daarna ging hij eronder staan, gebogen, en plaatste de dwarsbalken boven op zijn schouders terwijl hij zijn ellebogen eronder stak om het tegen te houden. Met veel moeite begon hij te lopen. Het duurde even voordat de man uit het zicht verdween. De Meubelmaker keek toe. Zijn werk was volbracht.