ik rook shag iets dat ik niet doe.
mijn naam een echo van moeders,
met een minnaar kan ik zijn zonder dat te weten,
een gedragen leegte boven mijn romp
je legt me neer op een vloerkleed van paardenhaar.
we horen geen hartenklop, je pelt de huid
van mijn huid, gaat door tot ik overblijf
tot zichtbaar is mijn denkbare vruchtvlees.
wie kan mij raken nu ik bloot ben,
nu nachtlicht zijn schaduw werpt op hals en borsten
en een polsslag zich laat vinden.
ik werd schreeuwend geboren
ik hoef niet naar bloesem te ruiken, niet te glimlachen
om die andere lach te verbergen.
we praten niet, we praten
niet over wonden op knieën en rug
vertellen wat er gebeurde.
in het donker heeft de dag houvast
aan het bed: het delven kan
beginnen mijn ogen aan de nacht
wereld ontvouwt zich als vanzelf aan het lichaam
terug. ik ben de plek waar ik heen ga ik jeuk
als een wondje dat herstelt. wegblijven gaat
moeilijk reik ik door het inwendige broedsel
van mijn leven, naar wat de dag in mij plantte
bij licht, bij mens eindig ik. klopt mijn hart alleen
in mijn oor. zo drijf ik aan de oppervlakte
een zalmkleurige olievlek
als een kannibaal begin ik te eten van de pijn