Beste Noa,
Utrecht, 2 oktober 2024
Voor mij ligt een verzoek om een ketting van brieven over de Franse filosofe Simone Weil (1909-1943) af te trappen met een brief over in hoeverre haar gedachtegoed mijn leven veranderd heeft. Wie ben ik om daarover iets zinnigs te schrijven? Mijn naam is Jan Mulock Houwer, ik ben 89 jaar oud en heb me de laatste zes jaar beziggehouden met het vertalen van essays van deze bijzondere filosofe en met het publiceren van een boek over wat van haar ideeën voor de seculiere wereld van vandaag nog steeds relevant kan zijn.
De eerste brief van deze keten word ik geacht te schrijven aan jou, Noa. Vergeef me mijn informele aanhef. Mag ik die in deze brief wel gebruiken? Het zou me helpen om mij zowel inhoudelijk als gevoelsmatig zo goed mogelijk uit te kunnen drukken over dit onderwerp. Daarom waag ik het erop. We kennen elkaar niet, maar wel heb ik een minimum aan informatie over jou gekregen; zo weet ik dat, behalve dat je student bent in de research master Arts, Literature & Media in Leiden, je geraakt bent door wat Simone Weil in het boek Zwaartekracht en Genade te zeggen heeft, en daarin speciaal de vraag stelt over hoe we het ‘verlies van onszelf’ aan kunnen gaan.
Zoals je waarschijnlijk weet, heeft dat boek een bijzondere geschiedenis. Het is een bloemlezing die in 1946 (met toestemming van Weil) is uitgebracht door Gustave Thibon, een boer en autodidactisch filosoof ergens in het departement Ardèche in Zuid Frankrijk, bij wie zij in 1941 enige tijd op het land heeft gewerkt en veel geschreven heeft. Er ontstond een bijzonder contact tussen deze man van de aarde en deze jonge vrouw van de geest, zij die toen voorbij het cognitieve denken op zoek was gegaan naar inspiratie vanuit een hoger niveau. In aansluiting op deze bloemlezing moet je beslist haar essay “De Persoon en het Heilige” lezen – of misschien heb je dat al gedaan. Die titel heeft namelijk duidelijke parallellen met die van de genoemde bloemlezing: enerzijds het aspect van de zwaartekracht en van de Persoon (i.e. lichaam en geest/brein) en anderzijds het aspect van het Heilige en van de Genade.
Het eerste refereert aan het zoekende vermogen van de mens in onze manifeste wereld en het tweede naar zijn/haar vermogen om open te kunnen staan voor inbreng/inspiratie vanuit een andere, in haar optiek bovennatuurlijke werkelijkheid. Met het eerste refereert zij naar de gedachtewereld van de Persoon en met het tweede naar die van de ziel. De gedachtewereld van de Persoon betreft onze manifeste wereld, die Weil een natuurlijke realiteit noemt, waarin de kracht soeverein is en de kennis gefragmenteerd en specialistisch. De gedachtewereld van de ziel heeft het vermogen om zich open te stellen voor een andere bovennatuurlijke werkelijkheid waarin de liefde soeverein is en het weten holistisch is; maar om daar toegang toe te krijgen moet je in staat zijn om alles van de persoonlijke gedachtewereld af te leggen. In haar laatste grote werk Verworteling (blz. 268) spreekt Simone Weil in dit verband over “verheven aandacht en wetenschappelijke precisie en strengheid in het denken”. Ze schrijft:
Zolang de mens toestaat dat zijn ziel vol is van eigen persoonlijke gedachten, is hij tot in het intiemste van zijn denken volledig ondergeschikt aan de druk van de behoeften en aan het mechanisme van de kracht. […] Maar alles verandert wanneer [de mens] door de deugd van een werkelijke aandacht zijn ziel leeg maakt om er de gedachten van eeuwige wijsheid in te laten doordringen.
De sleutel daartoe is volgens Simone Weil de verheven aandacht van de ziel; maar daarvoor moet het cognitieve denken van de Persoon wel uitgeschakeld kunnen worden, want alle in het brein aanwezige concepten zitten dan alleen maar in de weg.
Correspondeert dit met je vraag over hoe we het ‘verlies van onszelf’ aan kunnen gaan, Noa? Zo ja, dan sta je met je vraag niet alleen. Simone Weil zocht een antwoord daarop via de mystiek religieuze weg in wat Albert Einstein het intuïtieve leren en denken noemde. Ze deed dat met volle inzet en werd er soms wanhopig van. Tegenwoordig spreekt men wel van het transcendente leren en denken, en ook experimenteel wetenschappelijk onderzoek laat zien dat dat getraind kan worden en dat training in die zin de ontwikkeling van de hersenstructuur kan beïnvloeden1.
Het bovenstaande komt misschien heel analytisch op je over, maar daaronder ligt wat mij in het werk van Simone Weil echt geraakt heeft, en dat is het verloop van haar psychische ontwikkeling. Vanaf haar tienerjaren is zij op zoek gegaan naar de ‘ultieme waarheid’ en daarbij ging zij, wars van alle conventies, als filosofe en activiste niets uit de weg. Zij vermoedde die te kunnen vinden op de grens van onze manifeste natuurlijke wereld en een andere bovennatuurlijke werkelijkheid en gaf daaraan een religieuze invulling. Haar hele korte leven getuigde van een bijna continue worsteling die uiteindelijk strandde in een sanatorium ergens in Engeland waar zij tenslotte overleed. Iets daarvan resoneerde bij mij met mijn eigen levensverhaal. Zoals in haar geval – zij het op een heel andere tijdschaal – bestond dat uit een cognitief/rationeel gekleurd eerste deel en een in toenemende mate spiritueel/religieus gekleurd tweede deel. Voor dat laatste werd ik ooit geïnspireerd door het levensverhaal van Etty Hillesum. Veel later ontdekte ik dat pas van Simone, en vond er een achtergrond en een ontwikkeling in vergelijkbaar met die van Etty. Bovendien bleken zij tijdgenoten te zijn. Ik ging hen als spirituele zussen zien. Om al deze redenen ben ik begonnen met de vertaling van essays van Simone Weil die in Nederland niet of weinig bekend waren. Daarin werd ik geconfronteerd met een andere tijd (die ik deels zelf nog heb meegemaakt en die dus voor mij herkenbaar was) en een andere cultuur. Ik volgde haar ontwikkeling via haar vele schrijfsels in chronologisch volgorde, en raakte steeds meer geïntrigeerd. Al doende ging ik haar over de jaren heen zelfs als een kleindochter beschouwen die haar ideeën slechts gedeeltelijk heeft kunnen overbrengen in haar onvoltooid gebleven laatste grote werk (Verworteling). Zij had zoveel te brengen dat ook voor onze tijd relevant zou kunnen zijn, en daar wilde ik door mijn vertalingen voor haar aan bijdragen. Het voelde als een missie.
Dit is wat ik je voor nu in deze brief kan vertellen over Simone Weil en hoe zij mijn denken beïnvloed heeft. Natuurlijk is hier nog veel meer over te zeggen en je ziet wel dat ik me ver gehouden heb van de theologische polemieken die zij in de eerste oorlogsjaren aangegaan is met mensen als Perrin (in “Wachten op God”) en Thibon (in Zwaartekracht en Genade). Anderen kunnen daar met meer gezag over spreken. Mij interesseert het vooral wat haar bericht als een nalatenschap nog steeds kan betekenen voor onze overwegend seculiere maatschappij van vandaag.
Ik hoor graag wat je hier van vindt.
Met hartelijke groet.
Jan Mulock Houwer
- Zie het artikel van Johannes Vermeer ‘Leren begint bij emotie’ over het onderzoek van de Amerikaanse neurowetenschapper Mary Helen Immordino-Yang in de Correspondent van 20-6-2024 ↩︎