Dialogische recensie: Abdelkader Benali – De stilte van de ander

Dialogische recensie – Aafke Romeijn reageert op Esha Guy Hadjaj’s openingsbespreking van Benali’s in boekvorm uitgegeven 4 mei-lezing.

Lieve Esha,

Dank voor je mooie en wijze analyse van De stilte van de ander, de 4 mei-lezing die Abdelkader Benali wel schreef, maar niet uitsprak tijdens de officiële 4 mei-viering. Vorig weekend maakte ik een rondje door de stad langs mijn favoriete boekwinkels, die eindelijk weer open waren, en ik zag het boekje met de lezing erin op elke toonbank liggen, als een kleinood dat je nog snel even mee grist bij het weggaan. Natuurlijk: de omvang en de prijs zijn er ook naar, maar het stemde me toch wat cynisch dat de hele discussie over het al dan niet bestaan van een ‘cancel culture’ op sociale media nu weer opgedist wordt in hapklare brokken. Wat mij betreft mag daar best eens een breed en diepgaand debat over gevoerd worden.

En dat terwijl Benali het naar eigen zeggen helemaal niet wil hebben over de rel die ontstond na de ‘herontdekking’ van enkele antisemitische uitspraken van zijn hand. Voor iemand die ophef onbenoemd wil laten, doet hij er behoorlijk lang over om uit te leggen waarom hij zijn mond gaat houden. Eenentwintig pagina’s, om precies te zijn. En waar zijn omstreden 4 mei-lezing zoals jij ook al schreef, een mooi, invoelend, subtiel en rond verhaal is dat een waardevolle bijdrage had kunnen zijn aan onze herdenkingscultuur, zijn de eenentwintig pagina’s inleiding een puntig en grillig relaas vol verongelijktheid.

Ik snap waar die frustratie vandaan komt, maar ben des te verbaasder dat Benali de reden van zijn ongenoegen niet expliciet noemt. Jij haalde het citaat ook al even aan: “Ik zal hier niet verder uitweiden over de aanleiding tot mijn terugtrekking. Daar is genoeg over geschreven, de (sociale) media zijn er gretig op gedoken.” Had hij dat maar wél gedaan. Niet dat de uitspraken van Benali zo interessant zijn om weer op te dissen, daarvoor zijn ze te lang geleden gedaan, in een context die inmiddels te ver van ons af staat. Maar juist het feit dat deze uitspraken meer dan tien jaar na dato uit de sloot worden getrokken en binnen no time leiden tot de uitschakeling van Benali als 4 mei-auteur, dat is een zeer interessant gegeven. Al helemaal wanneer je het plaatst in de lange canon van polarisering, ophitsing en uitsluiting in media, op sociale media, en in propaganda.

Wat mij aan deze casus zo fascineert is niet de vermeende tegenstelling tussen joden en moslims, de antisemitische aard van Benali’s uitspraken of de manier waarop er naar Marokkaans-Nederlandse medemensen gekeken wordt (Benali noemt in zijn inleiding expliciet hoe het zweet van zijn “Marokkaanse lichaam” af druipt, implicerend dat het bij voorbaat een lichaam is dat exotisme uitlokt, en dat zo geobjectiveerd wordt). Wat mij fascineert is de snelheid waarmee in de publieke sfeer de beslissing wordt gemaakt of iemand al dan niet moreel geschikt is voor de taak die hem of haar wordt toebedeeld, en de inmiddels voorspelbare riedel clichés die op zo’n beslissing volgt.

Het verbaast me namelijk dat een scherp en kritisch denker als Benali in zijn frustratie een aantal zetten doet die ik inmiddels ettelijke keren voorbij heb zien komen op de sociale media, zonder tot een daadwerkelijke analyse te komen van wat er speelt in onze publieke sfeer. Het zal wel weer moslimhaat zijn, zo beredeneert hij. En alhoewel moslimhaat een wijdverbreid probleem is, is dat nou juist niet exclusief wat hier aan de hand is. Het razendsnel moreel verwerpen van publieke personen gebeurt op alle politieke vlakken, van links tot rechts, van moslim tot jood, van zwart tot wit. Het kan iedereen overkomen, er is geen kleur, opvatting of privilege die je ontslaat van de kans publiekelijk aan de kant te worden gezet. Dat Benali’s Marokkaans-Nederlandse achtergrond de ophef heeft veroorzaakt is niet uit te sluiten, maar in zijn betoog komt Benali niet veel verder dan het argument dat Marokkanen nu eenmaal altijd met achterdocht bekeken worden – en zo simpel ligt het mijns inziens niet.

Een andere valkuil waar Benali met open ogen intrapt is de aanname dat Nederland is afgegleden van tolerant naar gepolariseerd. “Hoe kan het dat het humanistische, tolerante Nederland … zo afglijdt richting een verstikkende nadruk op eigenbelang?” De mythe dat Nederland ooit een paradijs van verlichting was blijkt hardnekkig, het is de zoveelste keer dat ik deze aanname de revue zie passeren, en telkens weer vraag ik me af: waar en wanneer bestond die versie van Nederland? Natuurlijk, er is een welopgevoede en wellicht zelfs tolerante elite geweest die prachtige stukken heeft geschreven over wat het humanisme behelst. Maar het gros van de Nederlanders was calvinistisch, had weinig opleiding, en was gericht op gezin en buren. En zelfs die vermeend humanistische elite – is dat niet dezelfde elite die Scandinavische gastarbeiders liet sterven aan scheurbuik op VOC-schepen? Die mensen met een andere huidskleur als minderwaardig beschouwde en ze verhandelde als slaven?

Of heeft Benali het over dat magisch-nostalgische Nederland van de jaren zestig, waarin alles vrijheid-blijheid was? Laten we niet vergeten dat Nederland in diezelfde tijd verzuilder was dan ooit. Dat protestanten en katholieken hun eigen kranten en tv-omroepen hadden. Toen mijn protestantse vader in de jaren tachtig met mijn katholieke moeder wilde trouwen, diende hij zich wel eerst om te laten dopen door meneer de pastoor. Mijn protestantse oma spreekt er nu nog schande van. Was de gemiddelde Nederlander in die tijd werkelijk geïnteresseerder in medeburgers dan nu?

Ik bedoel maar: dat sprookjesachtige tolerante Nederland is altijd een zeer eenzijdig beeld geweest, rooskleuriger dan de werkelijkheid. Er is niet zo veel veranderd in Nederland wat tolerantie betreft; het enige dat veranderd is, is dat sociale media als nooit tevoren zichtbaar maken wat het gros van onze medeburgers denkt. De vraag is wat we met de zichtbaarheid van al die intolerantie aan moeten, en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er niet alleen door extreemrechtse krachten gekapitaliseerd wordt op de onvrede die nu voor het oprapen ligt. Hoe zou een krachtig, constructief maar stevig links antwoord op het rechtse populisme eruit kunnen zien, bijvoorbeeld?

Als Benali de tijd had gekregen om voorbij zijn (terechte) woede en frustratie te kijken, en zijn inleiding en reflectie op de sociale mediarel even grondig en analytisch had aangepakt als hij het onderwerp van zijn daadwerkelijke 4 mei-lezing behandelde, dan had dat misschien wel een heel bruikbare analyse opgeleverd van de heersende krachten binnen ons sociale mediabestel. Dat is broodnodig willen we een samenleving creëren waarin men elkaar kan aanspreken op wangedrag, maar waar ook ruimte is voor rehabilitatie.

Groetjes,
Aafke

Abdelkader Benali – De stilte van de ander. Over hoe de stilte ons overeind houdt. Verschenen in april 2021 bij de Arbeiderspers (paperback, 64 pagina’s). ISBN 9789029544429