Interview met voetbalanalist Roland Barthes: De nulgraad van het voetbal

Gebaseerd op de werken van Roland Barthes en zijn interview in Cahiers du Cinema 147, september 1963.

Groβstadt: Roland, dankjewel voor het aanschuiven hier in de studio. Het toernooi is nu in volle gang, en we gaan bijna naar de knock-outfase toe. Wat vind je van het toernooi tot nu toe?
Barthes: Wat wil je dat ik zeg, Karel? Dat we goed spelen, dat we de wanprestatie van eerder in het toernooi door de vingers mogen zien? Ze missen in de voorbereiding. Ik heb altijd gezegd dat ze de beelden van de tegenstander moeten analyseren – en goed ook! Maar dat was toen, en nu lijken ze die les compleet verleerd te zijn. En dat is te zien, ze lopen gewoon als kippen zonder kop op het veld! Er mogen dan wel spelers staan met een baltechniek waar je u tegen kunt zeggen, maar als het daar bij blijft, schieten we ook niks op. Er is geen communicatie, geen tactiek, geen systeem. Ze vergeten dat het meer is dan een spelletje – het is ook psychologie.

G: Ga je het team nu echt op de therapeutenbank leggen? Ze zijn toch gewoon door?
B: Kijk, dat is nou die instelling die ik zo haat, dat passieve geneuzel. Ze moeten actiever worden in hun spel – de vrijheid binnen de structuur zien terug te vinden. Dan kunnen ze presteren. Sterker nog, dan doen ze het ook. Maar als het in het syntagmatische, als het in de opbouw verkeerd gaat, dan valt alles in duigen. Zeker wanneer er zoveel individuele fouten worden gemaakt. Die opbouw werd in het begin niet juist uitgevoerd – daardoor moesten ze ook dat doelpunt incasseren. Na de rust leek het even alsof ze hun systeem weer hadden gevonden. Maar dat bleek ijdele hoop. Hoewel het de semantische voorzet was die ervoor zorgde dat de bal tussen de palen werd geplaatst, zorgde het ook voor een valse zekerheid waardoor de jongens in verschillende systemen begonnen te spelen, met alle gevolgen van dien. Het leek wel of ze met elkaar overhoop lagen, in plaats van tegen de tegenstander te spelen – het is gewoon niet om aan te zien.

G: Ja, dat hoort natuurlijk bij goed voetbal, dat het mooi is om naar te kijken. Als toeschouwer wil je ook wat!
B: Nee, dat ben ik niet met je eens.

G: Maar, je zit net te praten over hoe het spel niet om aan te kijken is – bovendien heb je nog steeds niet helder uitgelegd wat je bedoelt met die ‘psychologie van het spelletje’
B: Mooi spel hóórt niet bij voetbal – het ís voetbal! Zonder een goed schouwspel, zonder een goede tweestrijd, zijn het slechts tweeëntwintig man die een balletje over en weer trappen. Dat is op zich niet aantrekkelijk – je hebt er een narratief bij nodig, om het publiek mee te slepen en te laten blijven. Waarom denk je dat we hier zitten? Voor de voor- en nabeschouwing! Wij zijn ook deel van dat systeem, wij zorgen voor de taal waarin een gegeven spel beschreven en begrepen wordt. Het hele systeem draagt bij aan die psychologische intrige. Neem nou die crosspass.

G: Die brede pass die ze gebruikten om de tegenstander te omzeilen, doel je daarop? Dat is toch gewoon een basisonderdeel van de Klassieke School?
B: Ja, die valt gewoon niet goed te praten. Vroeger was dat de manier om je tegenstander te overheersen en een niet te missen kans op het doel te creëren. Maar inmiddels kent de tegenstander deze manoeuvre en weten ze hem dikwijls onklaar te maken. Zo’n pass draagt niet meer bij aan het syntagmatische spelverloop, het verstoort dit juist, omdat het een noodzakelijk deel van de opbouw overslaat. Het is een cliché geworden, waardoor het ook elke spanning uit de wedstrijd haalt voor de toeschouwer. De toeschouwer verdient een goed spel waarin de elementen eerst worden voorbereid en vervolgens ook succesvol uitgevoerd worden. Maar inmiddels lijken vooral in dat tweede deel steeds meer gaten te vallen. Het enige wat zeker is, zijn die basisprincipes en -beginselen van waaruit ze spelen.

G: De volgende wedstrijd komt eraan en het is een belangrijke. Hoe kijk je daar naar, wat verwacht je? Heb je er een beetje zin in?
B: Ik heb het er dus met Ferdi en Bert over gehad, die ieder het spel vanuit een andere hoek aanvliegen.

G: Ja, neem die twee samen en je krijgt sowieso een mooi nagesprek.
B: Precies. Zoals je weet heeft Ferdi het altijd over de basis, over de semiotische structuren van het voetbal an sich. Bert is wat praktischer onderlegd. Hij wil de kijkers graag uitdagen en laten nadenken. De spelers leggen de bal bij het publiek neer, dat zelf een mening over het spel dient te vormen, in plaats van op te gaan in het narratief. Er wordt wel gescoord, zelfs vrij veel gescoord, maar het scoren neemt altijd de vorm aan van een vraag. Dat verklaart wellicht waarom zijn tactieken en combinaties, hoewel aanvallend van karakter en met daadkracht uitgevoerd, geen fanatieke aanhang inspireren onder supporters.

G: Hoe zou je willen dat het team zich gaat veranderen in de aanloop naar deze wedstrijd?
B: Ik vind de Angels van Buñuel een goed voorbeeld van de samenwerking tussen individuele techniek en het syntagmatische voetbalsysteem: hun speelstijl zet de mensen ‘aan het denken’, maar niet zoals Bert dat doet. De Angels wijken af van de standaardopbouw. Snap je? Ik zie hierin de invloed van Lacan’s totaalvoetbal. Het eindstation hangt nooit af van een enkele aanvaller, iedere speler kan voor de goal verschijnen om het punt te maken. Tot op het laatste moment weet je niet waar een combinatie heen leidt. Het is dit effectieve combinatiespel waardoor ze geduld kunnen hebben met scoren. Deze afwachtende houding – het uitstellen van het schot op het doel – doet niet af aan het spel, maar maakt het juist interessanter om naar te kijken. Ik had het eerst niet zo met Buñuel, maar de recente ontwikkelingen die dat team heeft meegemaakt hebben me echt helemaal overtuigd. Als modern voetbal een richting heeft, dan vind je de aanwijzingen daarvoor bij de Angels. Sowieso.

G: We moeten helaas alweer afsluiten voor de avond, wat wil je de spelers nog meegeven?
B: Ik wil ze op het hart drukken dat voetbal een verhalend spelletje is, en dat al die elementen zo ingezet moeten worden, dat de bal niet alleen begint te rollen, maar ook tussen de palen belandt. Ik kan het blijven herhalen. Het gaat om het narratief in voetbal. Mensen willen die tweestrijd zien: dat is wat mensen trekt, zo simpel is het eigenlijk. Bij modern voetbal ontkom je er ook niet aan. Misschien moet je dan ook al die anti-psychologische speelstijlen juist omdraaien. In andere woorden: Wat men nu graag wil zien, is syntagmatisch voetbal, voetbal dat een verhaal vertelt. Voetbal met psychologische intrige.