Uit het Engels vertaald door Jacky-Zoë Dado en Yi Fong Au.
Dit is het eerste essay in een reeks geïnitieerd door SKUT over de politiek van (literair) vertalen, naar aanleiding van de controverse rond de Nederlandse vertaling van Amanda Gormans ‘The Hill We Climb’. Canan Marasligil schreef eerder over dit onderwerp een essay genaamd ‘Uncaring’ (vertaald naar het Nederlands als ‘Onverschillig’).
In ‘Austerlitz’ schrijft W.G. Sebald: “[Eind 1975 keerde ik terug naar Duitsland] met de bedoeling mij daar duurzaam te vestigen, in het vaderland dat mij na een afwezigheid van negen jaar vreemd was geworden” (vertaling: Ria van Hengel). In tegenstelling tot wat Sebald schrijft over Duitsland, is België niet mijn geboorteland. Maar al ben ik er niet geboren, het blijft de plek waar mijn ouders naartoe zijn verhuisd vanuit Turkije toen ik 1 jaar oud was. Voordat ik mij in december 2007 in Amsterdam vestigde, was ik in Brussel. Mocht ik echter ooit besluiten om terug te keren, zou ik niet zeker weten waar naartoe.
Het doet me denken aan een afbeelding die rondging op social media toen ik me hier voor het eerst vestigde, van graffiti met de tekst: “ALLE TURKEN TERUG NAAR MAROKKO!” All turks return to Morocco!
Ik kies hier ervoor om ‘TERUG NAAR’ te vertalen als return, in plaats van het meer tekstgetrouwe go back of simpelweg back. De reden daarvoor is om de tekst mijn eigen invulling te laten dienen, als verweer tegen het geweld van deze racistische en domme uitspraak. Dat is ook de reden dat ik terugkeer naar die zin van Sebald. Het geeft me een gevoel voor de ervaring van mijn moeder, die haar geboorteland verliet op haar 24e. Het grootste deel van haar leven bracht ze door in België: ze leerde er een nieuwe taal, had twee zwangerschappen, doorging een echtscheiding, kreeg een nieuwe baan, improviseerde een carrière als café-eigenaar… Ze was al een lange tijd vervreemd geraakt van Turkije, en toch wordt ze in België nog altijd gezien als buitenlander. Ook op papier — anders dan ikzelf, kreeg mijn moeder nooit het EU-burgerschap.
Er is een Turks gezegde: doğduğun yer değil doyduğun yer evin, wat betekent: “je thuis is niet waar je bent geboren, maar waar je eet” (waar je geen honger hebt, om precies te zijn). Hoe apart dat er maar één letter verschil zit tussen de woorden doğmak, ‘geboren worden’, en doymak, ‘geen honger hebben/verzadigd zijn’. Mijn moeder zei vaak sevdiklerinin olduğu yer evin, wat betekent: “je thuis is waar je dierbaren zijn”, wat meer lijkt op het Engelse gezegde home is where the heart is. Betekent dit dat we ons hart niet geven aan een plaats, maar aan zij die de plaats bewonen? In het geval van mijn moeder, wiens dierbaren allemaal achterbleven in haar geboorteland, moest zij die liefde vanaf het begin opbouwen. En dit proces is nog altijd gaande.
Vandaag noem ik Mokum mijn thuis, een stad waar ik niemand kende toen ik hier aankwam.
Het is misschien opvallend dat iemand die steeds in beweging is (tussen talen, plekken, verbeeldingen), ervoor kiest om Mokum ‘thuis’ te noemen. Maar het is wellicht juist omdat ik me nergens thuis voel — behalve in de constante beweging van het schrijven en het vertalen — dat het goed voelt om Mokum mijn thuis te noemen. Mokum, afgeleid van het Hebreeuwse Maqom, is Jiddisch voor ‘plaats’ of ‘veilige haven’. De namen voor bepaalde steden in Nederland werden oorspronkelijk afgekort in het Jiddisch: Mokum Alef voor Amsterdam (‘stad A’), Mokum Dollet voor Delft (‘stad D’) en Mokum Resh voor Rotterdam (‘stad R’). Vandaag de dag gebruiken we ‘Mokum’ zonder de A om te verwijzen naar Amsterdam. Ik woon hier nu vijftien jaar en heb een thuis gevonden in het voormalige Joodse kwartier van Amsterdam, dat gedeeltelijk was verwoest en na de Tweede Wereldoorlog weer is opgebouwd, toen veel Joodse families niet meer terugkeerden. Uit mijn raam kijk ik uit op de Nieuwe Herengracht en één van de oudste cafés in Amsterdam, De Druif, dat bij mij om de hoek ligt. Men zegt dat Piet Hein, een zeevaarder bekend uit de Nederlandse Opstand, wel eens jenever kwam drinken in deze bar. Toentertijd was het een aanmonstercafé, waar matrozen zich in konden schrijven om met de VOC uit te varen. Terwijl ik uit mijn raam leun, denk ik na over mijn buurt;
No one is the first to set foot on any soil
You’re always borne by souls who passed before
De eerste twee zinnen uit Karin Karakaşlı’s gedicht ‘History-Geography’ weerklinken in mijn geest.
Aan de overkant van de straat loopt een man met een volle boodschappenwagen. Traag duwt hij de wagen vooruit. Soms gaan de voorwielen scheef, maar de man trekt ze recht en rijdt door. Tussen de slordig geparkeerde fietsen door beweegt hij zich naar een lager stukje stoep, om over te steken. Hij duwt de wagen verder tot het trottoir breder wordt en de tafels en stoelen van het historische café uitgestald staan. Hij zet de wagen aan de kant en neemt plaats op het zonnige terras en bestelt een biertje. Café De Druif begon in 1631 als een distilleerderij, en de voorgevel van het gebouw draagt nog altijd het opschrift Likeur Stokerij De Druif. Bijna vijf eeuwen aan drank en ontmoeting, hier om de hoek van mijn gebouw, dat pas sinds 1869 bestaat.
De rijke geschiedenis die mij omgeeft is zowel inspirerend als angstaanjagend, met name de selectiviteit van welke verhalen gezien worden en welke verhuld blijven. Ik wend me weer tot Karin’s gedicht;
Time was, gods and goddesses
were alive just like you
Their strengths and weaknesses flow through you
into the earth
trodden underfoot by the procession
of the mortal dead
Al vier eeuwen lang is Amsterdam het centrum van de Joodse gemeenschap in Nederland; de eerste “Marrano’s” en Sefardim kwamen in de late 15e en vroege 16e eeuw hier aan. Tien procent van de stadsbevolking was van Joodse afkomst. Van deze populatie is tachtig procent tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd. Één van hen was Anne Frank. Langs het huis waar zij ondergedoken zat, aan de Prinsengracht, strekt zich elke dag een rij toeristen uit. Vandaag de dag is het huis een museum, een plek van onderzoek en herinnering. Annelies werd geboren op 12 juni 1929. Een halve eeuw en precies één dag verschillen onze geboortedata van elkaar.
De oude man geniet van zijn bier. Hij is waarschijnlijk een jaar of 90. Misschien heeft hij Anne Frank wel eens ontmoet, of Etty Hillesum – een andere jonge vrouw die gedeporteerd is omdat ze Joods was. Zij liet brieven en een dagboek na. En is minder bekend dan haar lotgenoot Anne — minder vertaald ook — maar zeker niet minder belangrijk. In deze buurt is een straat naar Anne Frank vernoemd. Twee deuren naast de mijne staat een huis in bescheiden stijl. De façade is versierd met een gravure van een pelikaan die haar jongen voedt met haar eigen bloed. Dit gebouw was vroeger een Joods ziekenhuis, in gebruik van 1804 tot 1916, toen het ziekenhuis naar een paar straten verderop verhuisde. Herinnering en amnesie, zowel persoonlijk als collectief, omgeven de plek waar ik woon. Terwijl ik lees en leef temidden van de geschiedenis van Mokum, raak ik steeds ook verzonken in de geschiedenis van mijn geboorteland en die van alle landen waar ik te gast was en koos te wonen. Met name in de verzwegen verhalen, de verhalen die we ontkennen of waartoe ons de toegang ontzegd wordt.
They did not say a word
No one remembered those forgotten by God
Tijdens een reis naar Aix-en-Provence in Zuid-Frankrijk kwam ik een paar vreemde voorwerpen tegen op de rommelmarkt. “Dit zijn parfumdoosjes”, vertelde de verkoper. Ik keek hem aan en lachte hem toe, “mooi zeg”. Hij vulde aan, “gemaakt door een Armeense parfumeur uit Marseille tijdens de oorlog.” Dit maakte mij nieuwsgierig, en ik probeerde meer te achterhalen, maar dit was alles wat hij me kon vertellen: “in tijden van oorlog moet je wat bedenken om de kost te verdienen, daarom heeft de parfumeur deze kleine doosjes met blokjes parfum gemaakt,” dat was handiger om te bewaren en mee te nemen. Ik kocht drie van de kleine aardewerken doosjes en nam ze mee terug naar Amsterdam, één ervan zette ik opzij voor Karin. Ik stalde ze uit op mijn boekenplank. Ik zie ze elke dag, kan hun aanwezigheid zelfs ruiken. Ik verbeeld me hun verhaal. Ik hoor de stem van de man op de rommelmarkt — over welke oorlog had hij het? Wanneer is die Armeense parfumeur in Marseille aangekomen? Vergeefs zocht ik op het internet. Ik bleef toegewezen op mijn verbeelding om dit verhaal te reconstrueren. Meer dan 90 jaren bewaard (dat is waarschijnlijk hoe oud deze doosjes zijn), brengen ze nog steeds een bloemige geur voort. Ze zijn als de aanwezigheid van de oude man in mijn buurt. Ze doen me herinneringen ophalen over iemand die ik nooit heb gekend. Ik stel me voor dat de parfumeur of zijn familie naar Marseille kwam aan het begin van de 20e eeuw, op de vlucht voor de bloedbaden van het Ottomaanse rijk. Zoals meer overlevenden van de Armeense genocide vestigden zij zich in Marseille.
Granted some of you are my history
yet not my geography
Geography is the name of those who occupy the land
and it takes heart to stay
Ik kijk naar de oude man zittend aan zijn bier op het terras van café De Druif terwijl ik de geur van de aardewerken doosjes tot me neem. Ik beeld me in hoe deze plek er negen decennia geleden uitzag. Bij dit raam waar ik nu over de straat uitkijk, stond eens een man, een vader die hier woonde. Ik weet wie hij is: zijn geschiedenis is beschreven, gearchiveerd, kan opgerakeld en onderzocht worden. Ik weet dat in dit appartement, dat toen ruimer was (een tussenmuur scheidt me heden ten dage van mijn buren), woonde een gezin met zes kinderen. Op acht lopen staat de Hollandsche Schouwburg, ooit een theater, daarna een deportatieplaats, en tot slot een herdenkingsplek, waar meer dan 6.700 namen van Joodse families die uit Nederland zijn gedeporteerd of vermoord getoond werden. Ik nam Karin er eens naartoe toen ze Amsterdam bezocht in 2018. De schouwburg is nu gesloten omdat de namen verplaatst zijn naar het nabijgelegen nieuwe Holocaust Namenmonument van Daniel Libeskind. In dezelfde buurt staan ook herenhuizen die eeuwenlang in het bezit waren van vermogende Joodse families; plantage-eigenaren in Suriname, zakenmensen, handelaren in diamanten, artsen. Op een korte wandelafstand staan twee synagogen: een daarvan is nu het museum van de Joodse geschiedenis, de ander is een gebedshuis gebleven. Op het plein tussen de twee synagogen, legden dokwerkers op 25 en 26 februari 1941 het werk neer, uit protest tegen de arrestatie van de Joden tijdens de bezetting. Het was het begin de februaristaking, die zich uiteindelijk verspreidde door de hele stad. 425 jonge Joden werden opgepakt en gedeporteerd naar het Mauthausen kamp – bijna allemaal werden daar vermoord. Elk jaar op 25 februari verzamelen Amsterdammers zich rond het standbeeld De Dokwerker (gemaakt door beeldhouwer Mari Andriessen die tijdens de oorlog Joodse onderduikers verborg in zijn huis en zijn atelier ter beschikking stelde als wapendepot aan het verzet). Maar desondanks: ALLE TURKEN TERUG NAAR MAROKKO!
Elke ochtend word ik wakker en elke avond ga ik slapen in een appartement waar een Joods gezin woonde. Allen werden gedeporteerd. Vader, moeder en zes kinderen. Ze droegen de naam Barmhartigheid. Alle leden van het gezin Barmhartigheid zijn in 1942 en 1943 gedeporteerd naar Auschwitz en daar vermoord. Het gezin van ‘mededogen’, van ‘liefdadigheid’. Ter herinnering aan de rol die de burgers van Amsterdam speelden tijdens de Tweede Wereldoorlog, met name tijdens de Februaristaking, presenteerde Koningin Wilhelmina op 29 maart 1947 het motto dat sindsdien deel is geworden van het wapen van Amsterdam: Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig.
Foto’s, plattegronden van het huis, namen en voornamen: alles is gearchiveerd en vindbaar. Deze specifieke herinnering is bewaard gebleven. Zelfs de inventaris van geroofd familiebezit kan worden ingezien. Herinneringen aan de geesten wier thuis ik bewoon voegen zich bij mijn eigen herinneringen. Deze familie is deel geworden van mijn leven. Het maakt niet uit wie ik ben, waar ik vandaan kom, tot welke minderheid ik behoor. Hun verhaal, verenigd met mijn verhaal, is onderdeel geworden van deze ruimte. In deze stad die mijn thuis is geworden, waar ik kan terugkeren mocht ik ooit weggaan. Deze herinnering staat schouder aan schouder met de parfumdoosjes van de Armeense parfumeur uit Marseille, die ik elke dag in mijn handen kan houden, wier geuren beklijven ondanks alles.
I stayed in my geography with my dead
Yet you denied your very self
Turned official, emptied of truth
I stayed in my geography with my life
to write my own history
Deze voorwerpen, geplaatst in deze context, zijn een materiële uitdrukking van hoe ik het vertalen beschouw en beoefen. Objecten — hun geschiedenis en de stemmen die ze belichamen — zijn onderdeel van de biografie van een vertaler. Ze maken het vertalen tot een tastbaar gebaar. Hun interactie, placering en schikking creëert een ruimte waarin verschillende geschiedenissen en stemmen aan elkaar gerelateerd kunnen worden en beschouwd worden op een gelijkwaardig niveau. Als je die verbanden niet legt, kan de neiging zijn om de tekst te benaderen als een exotisch voorwerp, en slaag je er niet in werkelijke empathie op te wekken. Dat is echter wel nodig als je doel is te vertalen met het hart en niet alleen met de geest. Literatuur gaat niet alleen om de structuur van de taal, maar ook hoe de taal voelt, en die emoties hebben allemaal hun eigen context.
Elke vertaling is een poging om dit ideaal van een gemeenschappelijke ruimte voor deze stemmen te realiseren. Het probleem in de branche is dat literatuur en taal in een bepaald hokje dienen te worden geplaatst zodat ze kunnen worden gepromoot op een manier die de boekverkoop stimuleert. Maar we weten allemaal dat literatuur daarvoor te complex is. Vertalen dient, in mijn ogen, ook een verzet te zijn tegen al deze door het systeem opgelegde beperkingen. Systemen van onderdrukking kennen geen grenzen. Hoewel politieke, sociaaleconomische en culturele omstandigheden enorm kunnen verschillen afhankelijk van plaats, neem bijvoorbeeld Turkije en Nederland, is het belangrijk om als vertaler de verbanden te zien. Systemen creëren een hiërarchie, waarin het sommige stemmen gegund is in de publieke ruimte te bestaan, terwijl anderen worden weggewist. Maar sommige van die stemmen hebben een ruimte gevonden om zich uit te drukken in de literatuur of in poëzie.
Het vertalen van History-Geography
Binnen deze context vertaalde ik het gedicht van Karin Karakaşlı, Tarih-Coğrafya, ‘History-Geography’. Zij is een dichter uit Istanbul van Armeense afkomst, wier werk ik heb geciteerd door het eerste deel van dit essay heen. Karin Karakaşlı’s poëzie ontroerde me vanaf het eerste moment dat ik het las. Haar zinnen zijn kort en lijken eenvoudig, maar dragen de wereld op hun schouders. Als vertaler voel ik de verantwoordelijkheid om die woorden met de uiterste zorgvuldigheid naar het Engels over te brengen. Ik word geconfronteerd niet alleen met taal, maar ook met de historische en politieke context van de geografie waarvan dit gedicht afkomstig is. Mijn eigen geografie en taal, die ik ook deel met de dichter. Echter, zelf ben ik niet van Armeense afkomst. Ik draag een verscheidenheid aan afkomsten in mij, van Kyrgyzstan tot Albanië, en als familie zijn we beland op verschillende plekken in West-Europa: Duitsland, België, Zwitserland, Nederland. In de meest clichématige termen: Het is de bagage die ik met mij meedraag, vol van rijkdommen en paradoxen, en ik probeer ermee verbanden te leggen in mijn verbeelding telkens wanneer ik vertaal.
We vertalen nooit alleen de taal, we vertalen ook emoties. No one is the first to set foot on any soil/You’re always borne by souls who passed before. Deze openingsregels geven je een klap recht in het gezicht om je vervolgens in hun handen te houden. Dat is het effect dat Karakasli’s poëzie op mij heeft, dus is dat wat ik probeer over te brengen wanneer ik vertaal. Mijn eerste vertaling en publicatie van dit gedicht was in het Frans, als onderdeel van een bloemlezing van schrijvers uit Turkije waar ik bij betrokken was. Later ging ik over op het Engels in het kader van het werk dat ik deed voor het Poetry Translation Centre (PTC) in Londen, waar ik in 2013 een residentie had bij het Free Word Centre. De methodologie van het PTC nodigt uit tot participatie: in hun workshops introduceert een vertaler een dichter uit een taal die de deelnemers misschien niet eens kennen, geeft een woordelijke vertaling en wat context; vervolgens vertaalt de groep het gedicht samen naar het Engels.
Deze collectieve benadering past perfect bij poëzie. Zoals we weten zijn er talloze interpretaties mogelijk bij poëzie, wat het vertalen ervan volgens sommigen onmogelijk maakt. Onmogelijk is niet een woord dat ik gebruik wanneer het gaat over vertalen. Want als emoties bestaan in één taal, waar ze je geest, hart of ziel roeren, is het altijd mogelijk ze over te brengen naar een andere taal. Ze nemen wellicht een andere vorm aan, en sommige taalkeuzes van de oorspronkelijke auteur vereisen misschien veranderingen in de nieuwe taal. Maar dat maakt poëzievertaling niet onmogelijk; het maakt het echt, geplaatst in een moment. Op dezelfde manier inhaleer ik de parfumgeur haast een eeuw geleden vastgelegd in aardewerken doosjes; ik neem de ruimte die ik bewoon in me op, zoals ik er nu ben, in dit moment — en leg verbanden tussen het geweld en de pijn in alle elementen om mij heen. Ik bewoon niet alleen een plek, ik bewoon zijn geschiedenis en ga erin op. Karakaşlı’s gedicht doordringt dit allemaal, al begint het in de Turkse taal. Wanneer het vertaald wordt, beweegt het zich tussen werkelijkheden. Tussen verbeeldingen. Uiteindelijk schept het een gezamenlijke ruimte voor onze emoties die alleen poëzie, en uiteindelijk vertaling, kan bieden.
Om die reden hou ik ervan met dit gedicht te werken in mijn vertaalworkshops. Iedereen is in staat tot de sensitiviteit die nodig is voor het vertalen, wanneer diegene daartoe de ruimte en de juiste middelen krijgt. Ik heb gezien hoe ‘History-Geography’ de verschillende contexten en werkelijkheden waarmee het in contact kwam omarmde: van multicultureel Amsterdam tot een voormalig mijnbouwstad in het Noorden van Frankrijk. Elke deelnemer maakte zich het gedicht eigen, hield de emoties vast en bracht hun eigen taal mee bij het vertellen van hun eigen geschiedenis. Maar dit vermogen om verbanden te leggen betekent ook dat we niet kunnen ontsnappen aan de geschiedenis. De gevoeligheid die nodig is om te vertalen en te communiceren valt samen met de verantwoordelijkheid om eer te doen aan de stemmen die aanwezig zijn in die verbindingen. Niets ontstaat in een vacuüm: wat ons omgeeft, hoe we leven, met wie we samenleven, de lessen die we opdoen — al die dingen beïnvloeden hoe we vertalen en wie het gegund is om te vertalen.
Ik weet niet of ik Mokum altijd thuis zal blijven noemen, of dat ik zal wegdwalen richting nieuwe talen en nieuwe contexten, waar mijn verbeelding verrijkt zal worden, mijn biografie zich roert en ontwikkelt, wat nieuwe manieren van vertalen zal opbrengen. Ik weet dat ik dit gedicht met me mee zal dragen waar ik ook heen ga. Ik zal waarschijnlijk nooit opnieuw aarden in mijn geboorteland, omdat vertalen me heeft geleerd niet langer een ‘land van oorsprong’ aan te houden. Het is een vreemde en soms eenzame plek om te bewonen, maar het opent de deur naar talloze mogelijke vormen van ervaren, voelen, uitdrukken en bestaan; paradoxaal genoeg zowel binnen als buiten de grenzen van Geschiedenis en Geografie.
Tarih-Coğrafya
Kimse ilk basmaz bir toprağa
Sırtlanırsın geçmiş ruhları
Tanrılar Tanrıçalar da bir
zaman sen gibi canlardı
İçinden geçer hepsinin gücü, zaafı
Aşağıda toprağın üzerinde
kafilelerce çoğaldı
ölü ölümlüler
Gıkları çıkmadı
Allah’ın unuttuğunu kimse anımsamadı
Tarihimsin bir miktar kabul
ama coğrafyam değil
Yer kaplayanların adıdır coğrafya
ve kalmak yürek ister
Ölülerimle kaldım coğrafyamda
Sen kendini inkâr ettin
resmî oldun, hakikatinden boşaldıkça
Hayatımla kaldım coğrafyamda
kendi tarihimi yazmaya
History-Geography
No one is the first to set foot on any soil
You’re always borne by souls who passed before
Time was, gods and goddesses
were alive just like you
Their strengths and weaknesses flow through you
into the earth
trodden underfoot by the procession
of the mortal dead
They did not say a word
No one remembered those forgotten by God
Granted some of you are my history
yet not my geography
Geography is the name of those who occupy the land
and it takes heart to stay
I stayed in my geography with my dead
Yet you denied your very self
Turned official, emptied of truth
I stayed in my geography with my life
to write my own history
Gedicht geschreven door Karin Karakaşlı. Vertaald door Canan Marasligil en Sarah Howe
Canan Marasligil (zij/hen) is schrijver, literair vertaler, kunstenaar en curator van cultuurprogramma’s in Amsterdam. Lees meer op: www.cananmarasligil.net
Karin Karakaşlı (zij/haar) schrijft fictie, kinderboeken en poëzie, en doceert Armeense taal en cultuur, alsook vertaalwetenschap. Haar poëzie werd uitgegeven door het Poetry Translation Centre, in een Engelse vertaling van Canan Marasligil en Sarah Howe.
De publicatie van dit essay werd mede mogelijk gemaakt door een toekenning van het Thérèse Cornips Stipendium.