De poëzie kent van oudsher (crypto-)metafysische, mystieke tendensen. De dichter streeft er in zijn gedichten naar op te gaan in ‘het hogere’, om zo zijn eigen vergankelijke bestaan op een talige manier te vergeten of te verleugnen. Daarentegen wacht Celans ‘ware woord’ in een geologisch hooggebergte, niet in een onbereikbaar metafysisch Jenseits.