Hey Frank,
Om over Ouwens te praten, moet ik een omweg nemen. Studerend aan de kunstacademie was ik ervan overtuigd geraakt dat, van elke vorm van schrijven, de poëzie bij uitstek het genre was dat mij het beste lag. Misschien was ik wel aangestoken door de doortastendheid waarmee Tsead Bruinja mij en twaalf anderen elke week opnieuw in lessen van vijf uur ons liet stukstaren op werken van jonge dichters die een taal hanteerden waarin ik mezelf slechts ten dele kon herkennen. Wel begreep ik direct wat de inzet was van deze dichters, namelijk de manier waarop zij over hun lichaam spraken. Niet in een letterlijke zin, alhoewel soms ook wel, maar meestal in hoe dit maatschappelijke lichaam zich verhield tot een omgeving of ideologische tendens. Waarschijnlijk viel het voor mij allemaal samen met de fase waar menigeen doorheen gaat: het ontdekken van Jeroen Mettes, het lezen van Capitalist Realism en daarna de tanden stukbijten op de olijke tweeling – Deleuze en Guattari.
Dat dit een vrij masculien en met name cerebraal traject was, had ik op dat moment niet door. Ik was ervan overtuigd dat in deze boeken een pad verborgen lag. Als ik dit pad zou volgen, zou ik mijn dichterlijke stem vanzelf vinden, was het idee. Verrassend genoeg bleek dit niet het geval. Ik zal je de details besparen, maar ergens wordt Martijn Krabbé genoemd en gekolfde sojamelk. Niet veel soeps. Er is een omschrijving van Joost Oomen over mijn werk uit deze periode die me altijd is bijgebleven. Tijdens een borrel in Arnhem, waar hij me enthousiast aan een paar buitenlandse schrijvers voorstelde, omschreef hij het werk als ‘een cynische Maarten van der Graaff’. Auw! Ik moest erom lachen, maar dacht wel gelijk: is dan zelfs mijn eigen werk niet van mij? Hoewel de ontwikkeling van een dichterlijke stem, of ‘een stem’ in welke vorm van schrijven dan ook, vaak samengaat met het verstrijken van tijd en ervaring, ben ik geneigd te denken dat we ons werk ook spiegelen aan zij die ons, bij een gebrek aan een betere omschrijving, ‘toestemming geven’ – zij die ons vooraf zijn gegaan. De wegbereiders van dezelfde paden waar ik het over had, werken of auteurs die ons laten zien: oh, zo kan het ook. En ja, hier komt dan eindelijk Ouwens tevoorschijn.
Volgens mij was Droom de eerste bundel die ik van hem las. Ik heb de losse bundel nog – waarin ik in 2019 met potlood fanatiek aantekeningen maakte, voordat ik zijn verzameld werk had gekocht – en ik kan zien waarin de lezer van toen verschilt van de lezer van vorig jaar, die zich een week lang ergens op de grens van België en Zeeuws-Vlaanderen opsloot om zich op dit project te storten. Bij het vergelijken van deze twee uitgaven zie ik vooral hoeveel indruk het lezen van Droom de eerste keer op me moet hebben gemaakt. In vrijwel elk gedicht zijn regels onderstreept, kruisjes in de marge gezet of uitroeptekens geplaatst bij de titel. De bundel in het verzameld werk is minder omhanden genomen; ik viste met een minder breed net en zoek het vooral in plekken waar Ouwens naar zijn lyrisch ik verwijst, en dan met name naar zijn lichaam en hoe dit zich verhoudt tot zijn omgeving. Ik hoor een belletje afgaan, een echo uit het verleden. Was die verhouding tussen lichaam en omgeving ook niet wat me aanvankelijk zo aantrok in de dichters die ik voor de les moest lezen? Kan ik wellicht een overlap tussen de boeken vinden? En jawel, na even zoeken vind ik slechts twee gedichten die door beide lezers zijn aangemerkt: Ik was een man geen jongen meer en Ja ik ben vertwijfeld. In dat laatste gedicht heb ik zelfs in beide uitgaven dezelfde regel onderstreept: “En als de gek van het dorp ben ik geëindigd.” Ik vermoed dat iets in deze regel me persoonlijk aansprak, maar me ook een ingang bood om me verder in Ouwens vast te bijten. Wie is deze gek waar hij over dicht en hoe ziet hij eruit?
Ik ben ervan overtuigd dat de manier waarop hij over Het Lichaam dicht, nog niet volledig is behandeld in de manier waarop Ouwens’ werk is besproken. Er zit een fantastische vraag in het essay dat je in 2014 voor nY schreef over Ouwens: waarom komt dit werk voort uit dit specifieke lichaam? Ik zou daaraan graag willen toevoegen: hoe worden deze lichamen daarna verbeeld?
Ik kijk ernaar uit om van je te horen.
Lars