Zaken
Uit de cloud kreeg ik door dat een regel uit een gedicht van dichteres Anne Tardos als uitgangspunt genomen was om het thema voor de derde SKUT uit te schrijven. Deze regel is:
revision honors the fact that ideas exist in time
en deze regel zal ik ook als uitgangspunt nemen voor mijn reflexieve reflectie – en dat echt niet om tegemoet te komen aan de apodictische eisen van de redactie die op een perfide manier Mark Rutte de bedankhoek indrijven, terwijl die arme man in zijn positie ook alléén maar genoodzaakt is te doen wat hij doet, onder het genot van een stukje suikervrij gebak van Gordon (fun fact!: een bevriende dichter interpreteerde de inhoud van het gelinkte nieuwsbericht als eufemisme voor anale seks). So fetch!
Soms lopen de dingen in het leven zoals ze lopen. Overeind? Om nu niet te vervallen in flauwigheden over hoe de zaakjes (ja, ja) erbij hangen, back to the Real job. Stand van zaken: ik zou nu alinea’s lang kunnen kankeren over de stand van zaken, maar dat laat ik mijn gedichten doen.
Van
We leren bij dichters Ellen Deckwitz dat redactie van je eigen gedichten noodzakelijk is om de ruis het gedicht uit te trappen. Dit idee wordt breed gedragen. Ruis overbodige elementen is blijkbaar iets wat niet in een gedicht thuishoort. De vraag is echter: wie vindt dat en waarom vindt diegene dat? Waarom is ruis iets slechts in een gedicht? Het dogmatische uitgangspunt om het lawaai het straatrumoer uit het gedicht te filteren is mijns inziens onhoudbaar. Je kunt de wereld van tegenwoordig maar beter niet negeren, anders snijd je jezelf in de vingers. Gooi de grenzen van het gedicht open. Shaking the habitual, om met The Knife te spreken die met Michel Foucault spreekt. No habits! We leren door de dichter Jeroen Mettes te lezen juist zo veel mogelijk ruis in je gedichten op te nemen:
(Revisie is vooral toe- en invoegen, verplaatsen en splitsen; (…)) Deze voortdurende revisie, die gepaard gaat met een voortdurende instroom van collectieve achtergrondruis (om het à la Van Bastelaere te zeggen), maakt van elk hoofdstuk een blok ingedikte (‘historische’ en ‘persoonlijke’) tijd. (Weerstandsbeleid, 353)
Ongeacht Deckwitz of Mettes: revisie is een uiting van het denkproces dat aan de creatieve schepping ten grondslag ligt en geeft blijk van een tijdsverloop in dat denken. Mijn eerste reactie op Tardos’ dichtregel was: you don’t say?! Dat is toch volkomen vanzelfsprekend? Ja, dat is het ook, maar de uitingswijze van die revisie, daar zit de crux.
There are other ways to do things.
In haar schrijfwijzer laat Deckwitz zien hoe zij gedichten reviseert: ze laat twee versies in hun afgeronde staat zien. Dus: ja, er heeft een (d)evolutie van ideeën (of beelden of w/e) plaatsgevonden, maar het verslag van dat proces is geenszins traceerbaar.
Hetzelfde geldt voor Mettes bij wie het gemakkelijker zou moeten zijn om het procesdenken te ontwaren – vanwege zijn betrokkenheid engagement en poëticale zelfbewustzijn explicitering van en reflectie op geformuleerde ideeën over poëzie.
Echter: de distortion in Mettes’ N30 is niet zichtbaar, omdat het gedicht an sich al een procesregistratie is – zij het op een schizofrene wijze door nergens nadruk te accentueren, maar door een niet-hiërarchische aaneenschakeling van beelden en memen. Parataxis dus.
Het blijft echter de vraag of de revisie zichtbaar te maken is in een gedicht, afgezien van de kwestie of dat wenselijk is. Wat mij betreft wel, vanwege zowel de overdadige ruis in een gedicht als Tardos’ poëticale aforisme, maar hoe kan revisie concreet aantoonbaar gemaakt worden in een gedicht?
Vlaams dichter Dirk van Bastelaere kan zijn poëzie wel als een rif beschouwen dat alsmaar uitdijt, maar wordt dat zichtbaar in zijn poëzie? Alleen op semantisch niveau: ‘[h]et rif is, onder andere, een metafoor voor de onophoudelijke groei van de tekst en de betekenissen van de tekst, zodat de interpretatie onbeëindigbaar is…’ (Wwwhhooosshhh, 68), terwijl ‘[h]et gedicht een evoluerend ding in de tijd [is]’ (Wwwhhooosshhh, 66). Ik zou graag de eerder aangehaalde ‘voortdurende instroom van collectieve achtergrondruis’ niet alleen op semantisch niveau willen onderscheiden, maar eerder nog op formeel niveau.
Stand
There are other ways to do things.
Van rif naar GIF – dat is de stap in het proces om naar een letterlijke concretisering van revisie te komen. Een GIF, acroniem van Graphic Interchange Format, is het beste te omschrijven als een loop van een bepaalde tijdsduur dat zichzelf oneindig herhaalt. Get shaking! Door het schrijfproces vast te leggen in beelden en die vervolgens door de nodige technische apparatuur heen te halen om er een GIF van te maken is het zowel voor maker als lezer mogelijk om het proces dat ten grondslag aan het gedicht ligt te volgen – net zoals je op een beveiligingscamera de stappen van een vermeende crimineel kunt volgen, net zoals je in een realityshow de stappen van een Henk of een Ingrid kan volgen, net zoals je in Jersey Shore stap voor stap kan zien hoe Snooki ladderzat wordt.
Het is hierom dat het eindproduct – het gedicht in conventionele zin waar praktisch elke dichter een ziekelijke waarde aan hecht – een onhoudbare notie geworden is. Want elk frame in de GIF is een versie van het gedicht, dat voor je ogen gestalte krijgt (maar natuurlijk al eerder in een solitair proces tot stand gekomen is). De notie van gedicht-als-affe-papiergeworden-vorm is onhoudbaar geworden met de mogelijkheid van een GIF. Het gedicht wordt niet meer als .doc(x) opgeslagen, maar als .gif. De mogelijkheid van een gedicht als GIF bestaat.
Daarom sluit ik me graag aan bij Arno van Vlierberghe die liever spreekt over ‘zones’ – een ruimte waarin het gedicht beweegt, zich uitrekt, masturbeert, baart en vervelt. Een andere mogelijkheid is om te spreken van ‘composities’ – een ontmoetingsplek voor woorden, zinnen, beelden, zoals dat honderd jaar geleden al gold voor de visionaire schilderijen van Wassily Kandinsky en Piet Mondriaan.
Ik weet niet meer wie het zei, maar toch het noemen waard: ‘The GIF that keeps on giving.’
Exces 1
De zone is een lichamelijke zone. Elke zone is een performance van het lichaam dat de dichter is en waarin zijn poëzie, poëtica, emoties, affecten, ideeën, mores en concerns gehuisvest zijn. Ik heb dit uiteengezet in een poëtica over virale poëzie die ik voor het Belgische literaire tijdschrift Deus Ex Machina geschreven heb. Al deze uitingen van het eenentwintigste-eeuwse lichaam dat Obe Alkema heet zijn automatische revisies, herijkingen van zichzelf. Elke uiting is een revitaliserende impuls aan elke cel waaruit het lichaam Obe Alkema opgebouwd is. Het ‘gedicht-als-zone’ of ‘gedicht-als-compositie’ staat altijd onder curatele van het revisieve lichaam Obe Alkema dat op zijn beurt ook weer bewaakt wordt. It’s not metaphorical. It’s explicit.
Exces 2
Melissa Gronlund, die met een essay over disruptive innovation in Metropolis M stond, benoemt het gedrag van post-internet kunstenaars als ‘[e]en soort concretisering van de cultus van het individu die men kan volgen [namelijk hier, OA], maar die men niet zo gemakkelijk kan ontleden of analyseren.’ Het is echter een instinctief afweermechanisme van sommigen om mijn voorzichtige verkenningen en formuleringen direct essentialistisch te maken en te spiegelen in hun negatieve pool. Welnu, ik laat me vanzelfsprekend door mijn poëtica leiden in het schrijven van poëzie, maar ik wil nadrukkelijk niet pretenderen dat deze manier de enig juiste is – het is natuurlijk al ridicuul genoeg dat ik deze disclaimer moet doen.
Encore
Ik zou aan Tardos met wie ik begon, willen toevoegen dat ideeën niet alleen in tijd, maar vooral ook in ruimte bestaan: ze vormen een organisme dat zichzelf ontwikkelt door de tijd en qua vorm die kinetisch is. Deze geaccelereerde processen vormen wat mij betreft een van de voornaamste shifts in het denken dat ik op dit moment doormaak. Ze laten mij zien niet alleen mimetisch, maar ook memetisch na te denken en te dichten. Niet alleen opname van ruis, maar de ruis worden en je ernaar gedragen.
Legenda
Ter illustratie: vier composities uit de aan erosie en desinteresse onderhevige cyclus Shaking the Habitual – de cyclus die gedoemd is onaf te blijven, ook op revisieniveau.