Zaken gaan voor

De man in de supermarkt keek niet op,
Hij was bezig een fles te verbergen
Voor het oog van de camera.

Mevrouw, riep ik tegen een mevrouw,
Er staat hier een man met een fles!
Hij komt straks netjes afrekenen!

Ik verhuisde enkele blikken aspergesoep
Naar de voorkant van de winkel
Waar de letter a zich bevond.

De man met fles kwam achter me aan
En zei: zonder gekheid, drink iets van me.
Bedankt, zei ik, maar ik heb geen tijd.

Hoewel, wat voor drank heb je eigenlijk?
Water uit Italië, zei de man, dat zit zo,
Ik kende er ooit een beeldschone vrouw.

Ik zei dat ik er ook zo’n vrouw had gekend.
Ik wilde haar naam noemen, maar hield me in.
De man bekeek het etiket van een tandpasta.

staan
Staan